Naar hoofdinhoud Naar footer

Wat de wijkverpleging kan leren van de huisarts op het gebied van data: ‘Betrek mensen van de werkvloer.’

Zorgprofessionals leggen dagelijks een gigantische berg data vast. Denk bijvoorbeeld aan zorginhoudelijke gegevens die nodig zijn voor onderbouwing en voor de continuïteit van zorg. Die gegevens kun je ook voor andere doeleinden gebruiken. Data wordt pas echt kennis als je er wat van leert, door de inzichten uit data te gebruiken om je werk beter te doen. Marieke Perry, huisarts en onderzoeker bij het Radboud UMC, vertelt hoe zij dat in de huisartsenpraktijk doet.

Leert u als huisarts veel van data? 

‘We werken in de huisartsenpraktijk met onze eigen dataregistraties. Dat komt het meest naar voren in de zorg voor cliënten met een chronische ziekte, zoals diabetes, COPD en cardiovasculaire ziekten. Op basis van vragen worden gegevens vastgelegd in het keteninformatiesysteem, waar de huisarts vanuit zijn informatiesysteem (HIS) in kan. De gegevens worden geanalyseerd op zorggroepniveau. Iedere praktijk krijgt een rapport van zijn eigen prestaties. Ook wordt dit naast die van de rest van de zorggroep gelegd. Deze bestaat uit zo’n honderd huisartsenpraktijken. Elk jaar is er een bijeenkomst waarin resultaten worden vergeleken en waarin je met collega’s in gesprek kunt waarom bijvoorbeeld jouw registraties achterblijven of juist vooroplopen. Het HIS en het keteninformatiesysteem zijn gekoppeld. Dat scheelt dubbele registraties. Als huisarts kun je bovendien ook zelf data uit je HIS halen, denk aan selecties op patiëntgroepniveau, leeftijd, of diagnose.’   

Als er met twee systemen gewerkt wordt, bestaat de kans dat gebruikers niet eenduidig registreren. 

‘Verschillen in registreren is zeker een probleem. Maar doordat de vragen in het keteninformatiesysteem gebaseerd zijn op de NHG-standaard, zijn ze uniform. In deze standaard staan de stappen die je moet zetten en tot welke uitkomsten dat moet leiden. 

Zou dit toepasbaar zijn in de wijkverpleging? 

‘Dat is voor mij moeilijk in te schatten. Mogelijk als de wijkverpleging ook eenduidige zorgstandaarden zou hebben of gebruiken. Daar zou het wat mij betreft moeten beginnen. Daarnaast werken huisartsen in Nederland bijvoorbeeld met ICPC, de International Classification of Primary Care, dat in Nederland geaccepteerd is als standaard voor coderen en classificeren van klachten, symptomen en aandoeningen in de huisartspraktijk. Medicatie, diagnoses en interventies zijn daarin gecodeerd. Dat helpt in het groeperen van gegevens.’ 

Ziet u de toegevoegde waarde van informatie-uitwisseling in de gehele zorgketen? 

‘Absoluut! Neem een klein project in Nijmegen over dementie en crisissituaties als voorbeeld. We gingen hierin op zoek naar databronnen met informatie over dit thema. We kwamen uit bij onze zorgtrajectbegeleiders. Via hen kwamen we bij een grote VVT-organisatie uit en konden we de dossiers van de zorgtrajectbegeleiders  bekijken. Een lange en ingewikkelde route, die voor enorm veel bewustwording heeft gezorgd. Want ze blijken nogal verschillend te registreren! Welke gegevens staan waar? Wat staat bij de huisarts, en wat bij de casemanager dementie? We kijken nu welke specifieke gegevens elkaar kunnen completeren, in de zoektocht om te voorspellen of iemand op weg is naar een crisis.’ 

Huisartsen zijn vanaf de jaren 80 al bezig met standaarden. Inmiddels zijn er meer dan honderd standaarden. Die veelheid maakt registratie niet makkelijker. Hoe ga je hier als beroepsgroep mee om? 

‘Door te bespreken hoe je registreert, houd je de kwaliteit van je registratie hoog. Een goed netwerk helpt daarbij. Huisartsen in Nijmegen hebben daarom een registratienetwerk opgericht -  bijna alle zorggroepen in de regio van een UMC hebben dat overigens - waarin ze regelmatig bijeenkomsten organiseren waarin ze uitwisselen hoe je registreert.’  

Hebben de huisartsen door het slim gebruik van data te maken meer invloed op het beleid dat gemaakt wordt? Bijvoorbeeld bij financiers, of zelfs op landelijk niveau? 

‘Huisartsen zitten in zorggroepen die regionaal zijn georganiseerd. Op zorggroepniveau wordt data verzameld en geanalyseerd. Op dat niveau wordt ook onderhandeld met zorgverzekeraars en financiers. De data spelen daar zeker een belangrijke rol in, maar de invloed blijft op regionaal niveau.’ 

Welke tips wil je de wijkverpleging meegeven?  

‘Bedenk goed welk onderwerp geschikt is om eenduidig te registreren. Voor sommige onderwerpen kan dat knap lastig zijn, bijvoorbeeld in het dementienetwerk. Jaarlijks moeten bepaalde gegevens worden geregistreerd, maar in de praktijk wordt dit weinig gedaan. De interesse om te registreren moet eerst gewekt worden, en dat kost tijd. Betrek de mensen van de vloer bij de prioritering van wat je registreert. Wat zij belangrijk vinden zullen ze gemakkelijker registreren.’ 

‘Vraag je ook af of eenduidige registratie voor alle zorg noodzakelijk is. Timmer niet alles dicht. Maak een afweging van hoe je de dagelijkse zorgregistratie zo goed mogelijk benut. Een mooi voorbeeld is een aantal huisartsen in de regio Nijmegen. Zij hebben een netwerk waarin ze onderzoek doen en de data van de patiënten in hun praktijk gebruiken. Ze gebruiken een opt-outsysteem waarbij cliënten vooraf toestemming geven voor het gebruik van hun data.’ 

Wie is Marieke Perry? 

Marieke Perry is huisarts en werkt sinds 2018 in een huisartsenpraktijk in Velp. Daarnaast is ze als onderzoeker verbonden aan het Radboud UMC, waar ze werkzaam is op de afdelingen Geriatrische Geneeskunde en Eerstelijnszorg.  

Centraal thema in haar werk is het ontrafelen en faciliteren van complexe processen in integrale zorg voor thuiswonende kwetsbare ouderen, in het bijzonder voor mensen met dementie. In dit kader draagt ​​zij bij aan de ontwikkeling en implementatie van interventies gericht op generalistisch (inter)professioneel gedrag.  

Perry is daarnaast lid van Interdem (Europees netwerk van onderzoekers op het gebied van psychosociale interventies voor personen met dementie), werd geselecteerd voor het Oxford Leadership Program in Primary Care Research (2016), droeg bij aan verschillende Nederlandse dementierichtlijnen, was columnist voor Alz ( tijdschrift van de Nederlandse Alzheimer Vereniging), en is als deskundige betrokken bij de website van de Nederlandse Alzheimer Vereniging. 

Lees meer over data